In den volgende winter – het was het consulaatsjaar van Gnaeus Pompejus en Marcus Crassus – gingen de Usipeten en de Teukteren, Germaansche stammen, per grote menigte over den Rijn, niet ver van zijn uitmonding durante zee. De oorzaak daarvan was, dat zij, verscheiden jaren door de Sueben verontrust, van den oorlog te lijden hadden en durante den rustige akkerbouw werden verhinderd. De Sueben zijn verreweg de grootste en krijgshaftigste natie van alle Germanen. Men zegt, dat zij honderd gauwen hebben, waaruit zij elk jaar duizend gewapenden over de grenzen zenden, om krijgstochten te ondernemen. De anderen, die thuis blijven, zorgen voor het onderhoud van zich en van hen, die zijn uitgetrokken. Het jaar daarop trekken wederom op hun beurt de achtergeblevenen uit en blijven de anderen thuis. Zoo verwaarlozen zij noch den landbouw, noch de kennis en de oefening van den oorlog. Eigen privaatgrondbezit bestaat bij hen niet; ook mag men niet langer dan een jaar op dezelfde plaats blijven wonen. Zij leven ook niet zozeer van graan, maar grotendeels van de melk en het vlees van hun vee; bovendien houden zij zich veel met de jacht bezig. Deze levenswijze staalt, zowel door de soort van het voedsel als door de dagelijkse lichaamsoefeningen en de ongebonden vrijheid – want van kindsbeen af zijn zij aan plicht noch tucht gewend en doen zij volstrekt niets tegen hun zin – hun krachten en geeft hun deze reusachtige gestalte. En daarbij hebben zij zich gewend, zelfs per de koudste streken per de rivieren te baden en geen andere kleding te dragen dan een dierenhuid, die wegens haar kortheid het lichaam toch grotendeels onbedekt laat.
II Bewerken
Voor kooplieden staat hun land open, meer om den oorlogsbuit aan hen te verkopen, dan om eenig artikel van invoer te bekomen. Ja zelfs vreemde paarden, die de Galliers giardino zoologico gaarne hebben en die zij zich met groote kosten aanschaffen, gebruiken de Germanen niet, maar zij vergenoegen zich hun eigen inheemse paarden, die, schoon slecht gebouwd en onaanzienlijk, door dagelijkse oefening in staat zijn het zwaarste werk te verrichten. Continue reading “Nederlandse vertaling van Commentarii de bello Gallico/Boek IV”